Denemarken, Kongelige Danske Westindiske Handels Selskab, Actie, 100 Rigsdaler, 11 December 1778

Het handelsbedrijf Kongelige Danske Westindiske Handels Selskab werd opgericht in mei 1778 met een kapitaal van een half miljoen Rigsdaler. Het doel was om volledig te profiteren van de economische opleving die de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog had gecreëerd voor het neutrale Denemarken. In ruil voor een jaarlijkse betaling van 16.000 Rigsdaler was het bedrijf vrijgesteld van alle rechten en havenkosten en kreeg zelfs een opslagplaats. In ruil voor 20.000 Rigsdaler per jaar werden de Deense koffierechten aan het bedrijf overgedragen. De zaken bloeiden. Aanvankelijk werden dividenden van 4 procent uitgekeerd, gevolgd door 10, 50 en 40 procent, en tweemaal daarna 20 procent. Tijdens deze hausse verhoogde het bedrijf zijn kapitaal door de denominatie te verhogen van 100 naar 300 Rigsdaler. Echter, de oorlogs-euforie ebde weg en de concurrentie werd sterker. Toen de rekeningen in 1785 werden gecontroleerd, was de teleurstelling groot: er was slechts 308.360 Rigsdaler over van het oorspronkelijke kapitaal van 1,5 miljoen. Dat betekende het einde. De staat steunde het bedrijf omdat bij een liquidatie slechts 60 Rigsdaler per aandeel zou zijn overgebleven. De staat toonde zich genereus en betaalde 200 Rigsdaler boven op de 60 aan de aandeelhouders. Deze gelden werden echter niet in contanten uitgekeerd, maar in obligaties met een rente van 4%. Carl Heinrich Schimmelmann werd geboren in Pommeren in 1724. Hij begon zijn bedrijf met de handel in koloniale goederen zoals suiker, koffie en tabak in Dresden. Zijn financiële transacties werden steeds belangrijker. Later verhuisde hij naar Hamburg en voorzag het Pruisische leger van edelmetalen. In 1761 vroeg de Deense staat om zijn advies over economische zaken. De koning benoemde hem tot superintendent van handel en in 1762 tot Deense baron. Al snel besefte Schimmelmann dat er vooral geld verdiend kon worden in de overzeese handel. Hij kocht vier plantages in de Deense West-Indië van de koning, evenals een suikerraffinaderij in Kopenhagen. Na zijn dood in 1782 was zijn zoon Ernst Schimmelmann zijn erfgenaam. Hij wijdde zich echter meer aan poëzie en filosofie.